COLUMN | Het begon met een tv-programma. Een vrouw paste een paar laarsjes in een schoenenwinkel en zei: ‘Ik pas die laarzen niet.’ Grinnikend keek ik de kamer rond, ha, grappig hoe ze dat fout zegt, nietwaar? Drie paar ogen keken me verbaasd aan: waar héb jij het over?
Voor de lezers die ook geen idee hebben waar dit over gaat. Het is niet Ik pas die laarzen niet, maar De laarzen passen mij niet. In de eerste zin ontbreekt het meewerkend voorwerp, de taalconstructie waarmee je aangeeft wie de ontvanger van iets is. Na het taalincident op tv viel mij dit soort zinnen steeds vaker op. Een greep: Hij treft geen blaam (gehoord bij Op 1), Als ik iets mankeer (gelezen in De Gelderlander). Of, vergelijkbaar met de laarsjesvrouw: Ik pas die schaatsen niet (gehoord bij dramaserie Oogappels). Is het meewerkend voorwerp aan het verdwijnen?
Het komt niet alleen door de taal zelf
Boeie! Ik hoor het mijn puberdochters denken. Maar, ja, dit vind ik dus inderdaad boeiend. Ik probeer te begrijpen waar deze verschuiving vandaan komt. Taalwetenschapper Peter-Arno Coppen schreef in 2017 al over dit fenomeen. Volgens hem heeft de taal een voorkeur voor levende onderwerpen. Hij spreekt van zogenaamde ervaringswerkwoorden, waarin een levenloos onderwerp samengaat met een ondervindend voorwerp: ‘iets ergert mij,’ ‘iets stoort mij,’ ‘iets past mij.’ ‘Omdat de taal een voorkeur heeft voor levende onderwerpen’, legt Coppen uit, ‘ontstaat dan vaak ook een soort omgekeerde variant: “ik erger mij aan iets”, “ik stoor mij aan iets”, “ik mankeer iets” en “ik pas iets” (in de betekenis “iets past mij”).’
Interessante taalkundige uitleg , maar er zijn vast meer verklaringen – al is het alleen maar omdat ik er plezier in heb om taalveranderingen ook maatschappelijk te kunnen duiden. Ik waag een poging: in hoeverre heeft de teloorgang van het meewerkend voorwerp te maken met ontwikkelingen in onze samenleving?
Vertiktok-isering: iedereen de ster in zijn eigen verhaal
Een deel van de verklaring zit in de vertiktok- en versnapchat-isering van ons leven. Iedereen is de ster in zijn eigen verhaal, in een wereld waarin je het heft in eigen hand neemt en maakbaarheid vanzelfsprekend is. Daarin past het om de handelende persoon te zijn in plaats van de ontvangende. Jou overkomt niets, nee, jij bent aan zet. En daarom is het niet zo dat schaatsen jou passen, maar pas jij die schaatsen. Taalverandering als het logische gevolg van een veranderende maatschappij.
Taalverschraling: blijft alleen het onderwerp over in een zin?
Een andere verklaring is ontlezing. We weten dat weinig mensen onder de twintig met plezier lezen. Waar voorheen Reve, Mulisch en – vooruit – de Bijbel voor de nodige inspiratie zorgden, zijn het nu vaak influencers die de toon zetten. Hun filmpjes kunnen heel vermakelijk zijn, maar ze bieden geen ruimte om uit te pakken met alle rijkdom die de Nederlandse taal te bieden heeft. Het leidt onmiskenbaar tot taalverschraling, met als gitzwart scenario dat van alle zinsdelen uiteindelijk alleen het onderwerp nog overblijft!
Geniet van de gulheid van taal
Overdrijf ik? Ben ik een taalpuristische vijftigplusser, een moralistische ‘boomer’ die een achterhoedegevecht voert? Zou kunnen. Bovendien: is taalverschraling erg? Taal dient toch de mens en niet andersom? Ja, maar ook nee. Je doet taal tekort als je alleen maar naar het functionele aspect kijkt. Taal verrijkt onze gedachten, biedt troostende woorden, laat ons glimlachen. Hoe groter de woordenschat, des te genuanceerder iemand zich kan uitdrukken. Geen overbodige luxe in een tijd waarin personen en partijen naar extremen lijken te trekken en elkaar bij het minste of geringste de tent uitvechten. Ik heb niet de illusie dat het behoud van het meewerkend voorwerp dit allemaal kan voorkomen. Maar het kan geen kwaad om taal niet alleen te beschouwen als dienend voor ons, als een handig gebruiksvoorwerp, maar ons als mensen ook in te zetten voor een groter doel: de taal als poort naar meer begrip en beter samenwerken en samenleven.
Nieuwe wegen
Is er toekomst voor het meewerkend voorwerp? Het antwoord moet ik je schuldig blijven. Maar mochten ‘hem’, ‘haar’, ‘mij’, ‘jou’ en ‘hun’ over een tijdje niet meer onder ons zijn, dan weten wij taalgebruikers onze weg wel weer te vinden. Daar heb ik alle vertrouwen in. Taalverandering kan wel degelijk prima samengaan met aandacht voor zorgvuldig taalgebruik. Je hoeft alleen maar te kijken naar de manier waarop we bijvoorbeeld woorden uit het Engels weten te vernederlandsen met bijbehorende vervoeging, zoals ‘snapchatten’, ‘tweeten’ of ‘updaten’. Of aan de verrijking die nieuwe woorden kunnen bieden, zoals ‘woke’, dat een specificering is van het Nederlandse ‘ontwaken’ of ‘wakker’. Het zijn mooie voorbeelden van hoe taalverandering vernieuwend en creatief kan zijn en kan leiden tot taalverrijking.
Deze column is geschreven door Ellen klein Breukink.